Beresjiet/Genesis 25:19 – 28:9
Haftara/Profetenstuk: Malachi 1:1-27

Alles twee keer
Wat een vreselijk verhaal weer. Bijna alles gaat mis, en dat ook nog alles twee keer. Rivka is twee maal tien jaar onvruchtbaar. Dan krijgt ze toch nog een tweeling, die elkaar al in de baarmoeder de (moeder)tent uitvecht. Ja’akov, de jongste van de tweeling maakt Esav, de oudste van de tweeling tot twee keer toe datwat Esav toekomt afhandig. Eerst diens eerstgeborenrecht, daarna de speciale zegen voor de oudste. Ja’akov liegt niet één keer tegen zijn vader, maar twee keer. Eerst door hem te bedriegen met zijn lichaam. Eerst door het dierenvel op zijn arm dat vader Jitschak bevoelt, maar ook een keer door te zeggen dat hij Esav is, in plaats van Ja’akov. Ondanks zijn bedrog krijgt Ja’akov niet één zegen (de zegen bedoeld voor Esav), maar zegent Jitschak hem ook nog voordat hij vlucht naar Aram. En dan als laatste in de sidra Toledot: Esav trouwt twee vrouwen die tot vijandige volkeren behoren, tot afschuw van zijn moeder Rivka.
Dualiteit
Wat de speciale religieuze betekenis is van het repeterende tweevoud in sidra Toledot, heb ik nog niet uitgevogeld. Wat ik wel begrijp is dat een verhaal met verdubbelingen ons in ons diepste wezen aanspreekt. Immers, mensen zijn gewend om duaal te denken: goed en kwaad, dag en nacht, licht en donker, schuldig en onschuldig, jong en oud, arm en rijk, slachtoffer en dader, schoon en vies, nuttig en waardeloos, vruchtbaar en onvruchtbaar, geliefd en gehaat, vriend en vijand, leven en dood, mooi en lelijk, slim en dom, rein en onrein, enzoverder. En wat ons ook vertrouwd is, is een andere dualiteit: het geliefde kind en het niet-geliefde kind. In Toledot is daar ook verdubbeling van: Esav is het geliefde kind van zijn vader en het verstoten kind van zijn moeder, Ja’akov is het geliefde kind van zijn moeder en het met argwaan bekeken kind van zijn vader. Hét kenmerk van menige dysfunctionele familie. Een ander kenmerk van zijn familie: bedrog. Een derde kenmerk: geheime verbanden tussen familieleden. Dat Esav zo getergd is door wat hem overkomt (en aangedaan), dat hij zweert zijn tweelingbroer te zullen vermoorden, verbaast een lezer die iets weet van literatuur en psychologie en familie-dynamiek dan niet meer.
Voorouder
Ja’akov, de voorvader van het joodse volk, heeft een goede pers in de joodse traditie. Het staat niet in de Tora-tekst, maar de commentatoren hebben van Ja’akov een jesjiewe-bocher gemaakt: een vrome jongen die niets anders deed dan de joodse religieuze teksten te bestuderen. Niet zo’n rouwdouw als zijn broer. Die gaat lekker de natuur in om gemsen, geitebokken en vogels te schieten met pijl en boog. In hun tijd waren er ook nog leeuwen in Erets Jisrael (het Land Israel). Er leven nu nog steeds hyena’s, wolven, vossen en luipaarden (die heb ik met eigen ogen gezien, in 1985). Maar daarop zal Esav niet hebben gejaagd, want die zijn niet kosjer. Hoe het zij, Esav is geen studiebol, Ja’akov wel, dus krijgt de laatste de hoofdprijs van de joodse wijzen: respect. Terwijl ze voor Esav geen goede woorden overhebben. Sterker nog, in sidra Toledot krijgt hij ook de naam Edom, en dat is weer een naam/woord/begrip geworden waarmee de vijanden van het joodse volk worden aangeduid.
Tekortkomingen
Kortom, de Toratekst van deze week confronteert ons weer met de complexiteit van het menselijk bestaan: met de tekortkomingen in de persoonlijkheden van de hoofdpersonen (Ja’akov, Esav, Rivka, Jitschak), met de kronkels in hun relaties, met de consequenties voor het joodse volk van ambitie en inzicht (Rivka), lafheid en verkeerde meegaandheid (Ja’akov), onverschilligheid en drift (Esav) en voortrekken en spirituele zwakheid (Jitschak). De tekst kent hen deze tekortkomingen niet toe, die toeschrijvingen zijn van mij. Ga daarin vooral niet met mij mee, want het is goed mogelijk dat ik volgend jaar of de jaren daarna de interpretaties van de chachamiem (joodse wijzen) onbekommerd omarm. Immers, de Tora laat je iedere keer dat je hem leest een ander aspect zien van de zeer veelvuldige werkelijkheid.