2 oktober 2025
Macht
Straks gaat Oenetané tokef gezongen worden. De tekst waarin ons wordt verteld dat ons lot volledig in Gods handen is. De Eeuwige bepaalt wie in het komende jaar zal leven en wie zal sterven, en als je zult leven of dat een goed leven is of een miserabel leven. Er is onder de teksten die in sjoel worden gereciteerd nauwelijks een tekst die de Almacht van de Eeuwige sterker naar voren brengt, dan het Oenetané tokef. Wat is er machtiger dan te beslissen over leven en dood?! Wie is er machtiger dan degene die beslist over leven en dood?!
Trekpoppen
En toch… Gisteravond, tijdens de derasja voor Kol Nidrei, heb ik op een joodse traditie gewezen die stelt dat de Eeuwige niet almachtig is. Dat Zijn kracht en macht toeneemt of afneemt naarmate wij hier, in deze werkelijkheid, al dan niet Gods werktuigen zijn. Als wij Zijn werkzaamheid in deze wereld niet manifesteren door te doen wat de Eeuwige ons opdraagt, vermindert Zijn werkzaamheid. Luisteren we wel naar Gods stem en doen we wel wat Hij ons opdraagt, dan laat de Eeuwige zien waartoe Hij in staat is. We zijn een soort marionetten in Gods handen, trekpoppen bij wie de Eeuwige aan de touwtjes trekt. En tegelijkertijd zijn we helemaal geen trekpoppen bij wie de Eeuwige aan de touwtjes trekt. Als we ongezeglijk zijn en met onze handen de touwtjes vastpakken, kan de Eeuwige ….niet veel. De Eeuwige is van ons afhankelijk. Zegt dus die joodse traditie.
En omdat wij zoveel kracht en macht hebben, maken we de prachtigste dingen, brengen we ongelooflijk interessante producten voort, vertonen we een creativiteit waar je u tegen zegt. Maar… er gaat ook veel mis. En daardoor is de Eeuwige in de rouw. Met ons. De Eeuwige treurt. Met ons. De Eeuwige heeft troost nodig. Van ons.
Troost
Troost? Van ons? Ja. In een boek met essays over het Kaddish, dat mede door een van onze leraren, rabbijn Martin Samuel Cohen is geredigeerd, wijst rabbijn Eli Kaunfer op het woord ‘nechemata’ in het kaddisj: ‘vertroostingen’. De Eeuwige moet worden geprezen, maar dat kan bijna niet want alle gezangen en liederen en ‘vertroostingen’ schieten tekort om dat te doen. Kaunfers conclusie is: Kennelijk proberen we de Eeuwige te troosten, maar we slagen er niet in.
Hoe het zij, de Eeuwige rouwt, treurt om de toestand in de wereld en om de situatie waarin zovelen van ons verkeren. De Eeuwige rouwt en treurt om de toestand waarin het joodse volk verkeert. Het wordt van de onzinnigste dingen beschuldigd, aangevallen op alle mogelijke manieren, uitgestoten, bedreigd. En toch…. Op verschillende momenten in onze gebeden wordt het gezegd: ‘Adonai heeft het joodse volk lief’. Zoals bij alle liefdes, is de reden voor deze liefde onvatbaar. Hoezo heeft Adonai ons lief? Wat maakt dat de Eeuwige ons heeft uitgekozen voor Zijn liefde? De Eeuwige bekommert zich om alle volkeren op aarde, om alle levende wezens, dat weet ik zeker. En toch… er is een speciale liefde in het hart van de Eeuwige voor dit kleine clubje opdonders, het joodse volk.
Terugkeer
Het is moeilijk om die liefde van de Eeuwige te rijmen met de verschrikkingen in het komende jaar die de Eeuwige voor sommigen in petto heeft. Het gaat ons verstand te boven. Maar wat er ook voor ons is bepaald, het is een voorlopig ‘vonnis’ – we kunnen er zelf nog wel een en ander aan doen: door onze smeekbeden richting de Barmhartige, door onze lofprijzingen richting de Allerhoogste, door ons voornemen om te luisteren naar de stem van de Grote Regelaar en terug te keren naar het naleven van de goddelijke gebruiksaanwijzing. We kunnen nog wel wat doen aan het verzachten van het ‘vonnis’ – dat van ons en dat van anderen, door ons in het komende jaar daadwerkelijk om elkaar te bekommeren. Door elkaar niet in de weg te zitten, maar elkaar de ruimte te geven.
En door tot ons te laten doordringen dat de Eeuwige ons, het joodse volk, echt liefheeft. Met een verwoestende, allesomvattende liefde.